CLUBICONEN OVER BETAALD VOETBALPERIODE

Elf jaar ging HVV Tubantia door het leven als profclub. Van 1956 tot 1967 vormde Stadion Veldwijk het decor van diverse heroïsche gevechten, sensaties en decepties. Topscorer Bertus Strating, alias Het Kanon, en meestertechnicus Jan Verdriet maakten ze van nabij mee. Samen met clubicoon Remko ten Donkelaar blikt het tweetal terug op die periode. “In de restauratie van de trein op de terugreis namen we een uitsmijter en een biertje.”

Door Sander Berends
Dit artikel staat in verkorte versie in de Andere Tijden Special van ELF Voetbal. De editie kent als thema de 100 oudste clubs van Nederland. Via deze link is het nummer gemakkelijk online te bestellen.

Op een rode achtergrond in witte letters prijkt de naam HVV Tubantia op de cover. Op de tafel in de bestuurskamer van de huidige Zaterdag Tweedeklasser uit Hengelo heeft Strating het dikke boek, waarin zijn voetbalcarrière in uitgeknipte krantenknipsels is verzameld, neergelegd.

Doorbladerend komt telkens hetzelfde thema terug: Strating als goalgetter met de prachtige bijnaam Het Kanon. “Ik schoot een bal altijd uit de lucht direct op doel. Voordat ie de grond raakte. Zeg maar op melkbushoogte. Met zo’n volley kon ik veel kracht achter de bal zetten en daardoor was de keeper vaak verrast.”

Bekijk hier nog meer foto’s


KLOMP
De 84-jarige doelpuntenmachine van weleer vertelt het met een glimlach. “Ik was volledig tweebenig. Van origine was ik rechts, maar op mijn zeventiende heb ik uren en uren geoefend om even hard met links te trappen. Ik trok een klomp om mijn rechtervoet waardoor ik gedwongen was met links te trappen.

In het hondenhok buiten zat een gat dat als doel diende. Daar kon precies een bal doorheen. Ik trapte dagelijks richting dat gat. Penalty’s bleef ik met rechts nemen, maar scoren deed ik vaker met links. Jan was niet de snelste, maar gaf de voorzet vaak op mijn stropdas. Al dreef hij zijn acties ook vaak te ver door.”

Het bewuste doelwit lacht. Jan Verdriet, wiens roots bij plaatsgenoot Achilles’12 liggen, was van 1964 tot 1967 de balverliefde technische rechtsbuiten van HVV Tubantia. “Ik hield van pingelen. Van spelers passeren. Soms kapte ik een bal met opzet nog een keer om mijn tegenstander in dezelfde actie nogmaals te passeren. Tegenwoordig zou ik absoluut eens een doodschop incasseren, haha.”

Strating kwam een jaar eerder dan Verdriet naar HVV Tubantia. Op zijn 26e. “Ik woonde en voetbalde tot die tijd bij Emmen. Daar ben ik nog altijd topscorer aller tijden. Volgens de officiële cijfers met honderdnegentig doelpunten.

Maar dat waren er veel meer. Om en nabij de driehonderd. Ik debuteerde daar al op mijn zestiende in het eerste elftal. De voorgaande twee jaar werkte ik al als turfsteker. Stond ik ’s ochtends om zes uur op het land en halverwege de middag had ik tienduizend plaggen gestoken.

Dan naar huis en op het fietsje van Emmerschans, waar ik woonde, naar het voetbalveld van Emmen. Daar kon ik me mooi uitleven op het veld. Het liep goed. Ik vond altijd gemakkelijk het doel.”

TWEEDEHANDS MERCEDES
Veendam meldde zich in 1956. “Ik was toen achttien. Ik kon de tweedehands Mercedes van de voorzitter krijgen. Maar Veendam was te ver voor mijn gevoel. Ik zag het ook niet zitten om een tweede baan naast het voetbal te moeten nemen.

Daarom zei ik later eveneens Zwartemeer af. Ik speelde destijds voor het Nederlands amateurelftal onder bondscoach Piet de Wolf. Twee jaar lang werd ik geselecteerd. Dat waren mooie wedstrijden. De mooiste? Op een toernooi in Engeland, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de FA, speelden we tegen Duitsland. Daar stond Sepp Meier onder de lat. De eindstand? Helaas verloren we met 1-0.”

Voorzitter Wevers van Tubantia werkte op dat moment als personeelschef bij Holland Signaal, een bedrijf dat militaire elektronische toepassingen zoals radarapparatuur fabriceerde. Hij wilde Strating graag binnen hengelen. “Hij bood me een baan en misschien nog belangrijker een huis.

Juist in de periode van de woningnood. Ik woonde eerste negen maanden in een flatje aan de Goudenregenstraat en daarna in een mooi huis aan de Eeshof. Ik woon er 57 jaar later nog steeds. Bij Holland Signaal ben ik 29 jaar als hoofd bewaking gebleven. Mooie tijd.”

Verdriet werkte bij Stork, waar machines worden gebouwd. Een werkgever die hij tot zijn 57e trouw bleef. “Dat kwam vooral op maandagochtend goed uit. Bij Stork was een bedrijfsarts in dienst. Dan meldde ik me en wendde ik bij mijn leidinggevende een blessure voor.

Werd ik naar de bedrijfsarts gestuurd. Kon ik daar mooi even maandagochtend uitrusten, haha.” Wedstrijden betekenden in die tijd lange dagen. “We reisden bijna altijd met de trein. Gezellig. We moesten regelmatig naar Limburg.

Op de terugweg zaten we met zijn allen in de restauratie aan een uitsmijter met een biertje.” Strating: “Ik draag een kunstgebit en daar werden vaak de vreemdste grappen mee uitgehaald.” Verdriet: “Bij terugkomst in Hengelo doken we met zijn allen nog het café in.”


BARKOSTEN
“Als we thuis speelden, bleven we op Veldwijk”, vervolgt Verdriet. “Ik herinner me eens dat we met Tubantia een slechte maand kenden. Aan het einde van de maand bleken de barkosten hoger dan de wedstrijdpremies, haha. Kostte het voetbal me die maand geld. Maar we hebben wel lol gehad.”

Strating: “We kregen zeventig gulden voor een overwinning, 35 gulden voor een gelijkspel en een tientje bij een nederlaag. Weet je nog Jan wat er met Darius Dhlomo gebeurde in de trein?” Verdriet moet lachen:

“Hij kocht op het station altijd een Engelse krant en dacht de terugweg lezend te volbrengen. Stak iemand een aansteker in de krant en moest hij zich bij ons voegen.” Strating: “Toen Dhlomo net hier was, waren we verrast door zijn fanatisme.

Drie kwartier voor de aftrap ging hij al naar buiten. Liep hij vijf rondjes over de atletiekbaan rond het veld. Daar hebben we hem toch snel vanaf gebracht. We moesten onze trainer niet op nieuwe gedachten brengen, haha.”

Verdriet: “Ik herinner me nog een uitwedstrijd op Nieuw-Monnikenhuize tegen Vitesse. Een spijkerharde wedstrijd waarin wij als aanvallers de nodige schoppen moesten incasseren. Frans Olde Riekerink, onze linksbuiten, gooide uit frustratie bij het verlaten van het veld voor de rust wat gras in het gezicht van een speler van Vitesse. Daarop ontstond een massaal opstootje. We hebben daarna dertig minuten in de kleedkamer gezeten voordat we aan de tweede helft begonnen.”


TRANSFERVRIJ
In 1967 verdween HVV Tubantia uit het betaald voetbal. “We waren plotseling allemaal transfervrij”, vertelt Verdriet. “Het briefje, waarop alle namen van de spelers staan, heb ik nog bewaard.” Hij vertrok in september naar SC Cambuur.

“De club zocht naar een nieuwe rechtsbuiten als vervanger van Henk Wery, die naar Feyenoord was vertrokken. Na vijf maanden heb ik mijn contract laten ontbinden. De club wilde dat ik in Leeuwarden ging wonen. Een twistpunt in die tijd. Moest ik ook een andere baan gaan zoeken. Dat wilde ik niet.”

Strating bleef Tubantia na het faillissement trouw. “We moesten helemaal onderin de Vierde Klasse van het Zondagamateurvoetbal beginnen. Werden we direct kampioen, ik werd met ruime voorsprong topscorer. Als spits was het voor mij plotseling zo gemakkelijk. Tegen Phenix schopte ik de lat nog doormidden.

Moest er een doel van het veld ernaast worden overgeplaatst. Er moet een scheurtje in die lat hebben gezeten, anders kon zoiets niet. We promoveerden met Tubantia drie keer op rij en speelden daarna afwisselend in de Eerste en Tweede Klasse. Tot mijn 36e ben ik in het eerste actief gebleven. Daarna tot mijn vijftigste in lagere teams.”

Verdriet, die vanwege rugproblemen werd afgekeurd voor het spelen van betaald voetbal (‘een bezoek aan de bondsarts in Amsterdam velde het vonnis’), keerde in 1984 terug bij Tubantia. Als trainer van het eerste elftal.

Als opvolger van oud-FC Twente- en Heracles-speler Kalle Oranen. “In Zeist haalde ik mijn diploma’s. Zat ik een klas met gevestigde namen als Leo van Veen, Dick Voorn en Bert van Lingen. Bij mijn terugkeer moest ik wel wennen. Bij mijn vorige club liep je na afloop de kantine in. Stond iedereen met een biertje in de hand. Kwam ik bij Tubantia.

Zat iedereen aan de cola of de chocomel. De jongens, die bier dronken, kon je op een hand tellen. Toen heb ik maar een afspraak gemaakt over gebak. Dat vonden ze wel lekker. Als we hadden gewonnen, nam ik die week gebak mee naar de training. Dat heb ik diverse keren gedaan. Ik werd na twee seizoenen opgevolgd door Theo Pahlplatz.”


PUPILLENTRAINER
Nog altijd is Verdriet actief op Sportpark De Bijenkorf. Niet alleen als speler van het Walking Footballteam. Eveneens als pupillentrainer. “Elke woensdagmiddag leid ik met drie andere mannen de Onder 8. We pakken elk tien kinderen. Die jongens zijn nog lekker vrij, spelen voor hun plezier. Daar kan ik van genieten.”

De naam van Bertus Strating blijft voor altijd verbonden aan HVV Tubantia. Zo is het jaarlijkse toernooi voor de JO8, JO9 en JO10 omgedoopt tot Bertus Strating Toernooi. Ook was hij in 2004 als vertegenwoordiger van Tubantia op speciale uitnodiging actief tijdens de jubileumwedstrijd in het Olympisch Stadion van Amsterdam ter gelegenheid van vijftig jaar betaald voetbal.

“Speelde je plotseling tegen Johan Cruijff en Marco van Basten. Fantastisch. Maar ik wil graag één punt benadrukken. Ik stond vaak in de picture als schutter, maar was ook afhankelijk van mijn aanvoer. Die jongens hadden meer aandacht verdiend. Niet alleen Jan (Verdriet, red.) en Frans (Olde Riekerink, red.), maar ook iemand als Rinus Paskamp.”


REMKO TEN DONKELAAR
Remko ten Donkelaar laat een krantenknipsel zien. “Hier staat Jan”, het onderschrift van de teamfoto meldt trainer tussen haakjes. “Hier sta ik.” R. ten Donkelaar staat naast E. ten Donkelaar. “Met mijn tweelingbroer Erwin ben ik onder Jan in 1985 kampioen geworden. Jan was een goede trainer. Tactisch wellicht niet altijd even perfect, maar hij zorgde ervoor dat er een team stond. Stelde plezier voorop en dat werkte.”

Ten Donkelaar verrichte en verricht vele hand- en spandiensten voor HVV Tubantia en werd vorig jaar gehuldigd vanwege zijn vijftigjarige lidmaatschap. Hij speelde dertien jaar onafgebroken in het eerste elftal en keerde daarna nog twee keer terug.

“Ik begrijp niet dat er nooit een betaald voetbalclub voor jou is gekomen. Jij had alles. Lengte, snelheid, een goede dribble, eigenlijk alles”, zegt Strating, die als toeschouwer de wedstrijden van het eerste elftal na zijn afzwaaien trouw bleef bezoeken.

“Toen ik op mijn achttiende debuteerde in het eerste elftal speelden we Derde Klasse. Binnen twee jaar gingen we naar de Eerste Klasse, toen het één na hoogste amateurniveau. Dat met eigen jongens,” vertelt Ten Donkelaar. “De eerste keer vond ik het meest bijzonder. Ruim drieduizend toeschouwers aan de kant en een prachtige ontlading.”

Eén keer was hij bijna vertrokken. “Met Erwin had ik een gesprek met Achilles’12. We kregen drieduizend gulden (1.360 euro, red.) voor een seizoen en zegden toe. Dat stond een dag later ook in de krant. We werden allebei overgeschreven, maar in de weken daarna en tijdens de hele zomervakantie sliep ik steeds slechter.

Het goede gevoel kwam maar niet. In de voorbereiding trainde ik drie keer mee en toen nam ik het besluit om terug te gaan naar Tubantia. Ik had nog geen bindende wedstrijd gespeeld. Ik voelde me zo verbonden met Tubantia. Ik kon het niet verkroppen om in een ander shirt te gaan spelen.”


HETZELFDE EI
Dat zorgde op het veld voor de eerste keer voor een scheiding van zijn tweelingbroer Erwin. “Veel tegenstanders en scheidsrechters zullen daar blij mee zijn geweest, haha. Velen hadden moeite om ons uit elkaar te houden. Ik herinner me dat een speler eens helemaal gek werd. Tot het hem na rust opviel.

‘Man man, die komen uit hetzelfde ei’, riep hij hard. Hij had niet in de gaten dat we zijn met tweeën in het veld stonden. Bij scheidsrechters maakten we weleens gebruik van de situatie. Dan gaven we elkaars naam bij een gele kaart zodat de ander een mogelijke schorsing ontliep. Al heb ik meer gele kaarten van mijn broer overgenomen dan andersom, haha.”

“Ik keerde op mijn 38e nog voor een laatste keer terug in het eerste elftal. De selectie had in de kampioenswedstrijd behoefte aan een speler die rust en routine bracht. In Delden bij Rood-Zwart pakten we toen de titel.

Dat kampioenschap heb ik echt veel bewuster meegemaakt dan de eerdere kampioenschappen. Voor het eerst had ik daadwerkelijk door wat een titel voor de club en haar leden betekende. Ik zag mensen met tranen in de ogen staan. Dat deed me erg veel. Deze club heeft een plek in mijn hart die daar nooit weg zal gaan.”